Het Boek van Niets


Over de soetra’s van Zen meester Sosan

Het Boek van Niets werd, toen het als eerste versie in de boekhandels lag, ook al snel door een breed publiek gekocht. Immers: de titel van het Boek doet een appel op je.
Als je in het leven iets verder kijkt dan je neus lang is, heb je al snel in de gaten, dat veel dingen weliswaar trendy zijn, maar dat ze niet echt voeden. Je voelt regelmatig leegte en hoewel je je daar missHet Boek van Nietschien niet altijd van bewust bent, probeer je die snel weer met iets te vullen.
Het is het onbehaaglijke gevoel dat je zult herkennen van voor de tijd
dat je met meditatie in contact kwam. Als je meditatie kent, is dat gevoel niet weg. Integendeel, je voelt het vaak des te sterker, maar je kunt het plaatsen en je probeert er goed mee om te gaan. ‘Blijf bij het gevoel en probeer de ervaren leegte niet meteen met nieuwe onzin te voeden.’
En dit sluit precies aan bij wat al vroeg in het Boek van Niets aan de orde komt. Verkrijgbaar in de Boekhandel.

We weten niet zo veel over de oude zenmeester Sosan, alleen dat hij met weinig woorden weergeeft hoe een rivier zijn loop vindt, hoe wie zoekt, zijn pad vindt zonder te weten. Stap voor stap, net zoals Osho de betekenis van Sosan’s verzen ontsleutelt, en zo de individuele kaarten onthult die verborgen liggen binnen iedereen die op zoek is naar waarheid. Zo kan een bewustzijn wakker worden hoe het eigen pad af te leggen.
Toch is dit geen reisgids die aangeeft waar af te slaan en welke beslissing te nemen. Het is een boek waarin woorden gebruikt worden om het pad te banen dat naar het hart van de zaak leidt – een fenomenale reis die begint met een woord op papier, en leidt naar de diepe stilte van het niets vanbinnen.

Zegt Osho in het Boek van Niets: “Indien ik maar twee boeken uit de hele wereldlitteratuur van de mystiek zou mogen redden, zou een daarvan Sosan’s Hsin Hsin Ming zijn. Het bevat de essentie van zen, het pad van gewaarzijn en meditatie, de exacte ziel van zen.”
Zelf een meester van zowel het woord als van stilte, slaat Osho met behulp van deze zensoetra’s, een brug tussen de hedendaagse eeuwig kwebbelende mind en de grenzeloze ‘geen-mind’ van Sosan, zesde-eeuwse mysticus en derde patriarch uit China.

‘Sosans boek is zo klein, net zoals de Isa Upanishad, maar veel rijker en vol betekenis. Als ik je zeg dat dit mijn hart breekt omdat ik zo graag Isa als meest beduidende boek wil verklaren, maar wat kan ik eraan doen? Sosan heeft gewonnen. De tranen schieten in mijn ogen omdat Isa verloren heeft, maar ook omdat Sosan heeft gewonnen.’ uit Osho: Books I Have Loved.
Dit is Het Boek van Niets, over niets, door niets, in niets, buiten niets. Het heeft zelfs niets met niets te maken. Mooi niets met niets, een opvrolijkende ontspanning.
Hoezo?
Omdat Osho’s commentaar op duizend jaar oude zenteksten u (mij ook, en Osho zelf) nietig verklaart, en wie nietig is doet niet mee aan de kringloop van geboorte en dood, van lijdend leven. Dit boek is bevrijdend, beschrijft een vrolijk-vrije val in een eindeloze leegte.

Review van het Boek van Niets

Hier, in Amerika, waar ik dit schrijf over Het boek van Niets, is het nu gewoonte om tegen iemand die kletst te zeggen: ‘Ik zal jou eens even de ware wereld laten zien,’ waarna je probeert jouw ware wereld over de zijne heen te kletsen. Maar welke wereld is waar?
De mijne zegt Ik. Mijn ware wereld die ik niet wil verliezen, waar ik me druk voor maak, die ik met hand en tand verdedig, waarin ik me gelukkig wens te voelen, waarin ik lijd opdat ik dat geluk alsjeblieft niet kwijtraak.

Arm Ik, lijdend in Ik zijn eigen wereld. Zolang, zegt Osho in Het Boek van Niets, zolang we iets van onze eigen wereld heel laten, zolang we iets van belang vinden aan het zelf-zijn, zolang doet het pijn om er te zijn.

Ooit, in een Japans zenklooster, zei ik tegen een zenmeester dat mijn zelf me pijn deed. De meester keek me belangstellend aan. ‘Ja?’
‘Ja meneer.’
‘Laat eens zien,’ zei de meester belangstellend, ‘dat zelf van jou.’
Ik wees op mijn borst.
‘Je wijst op een lichaam,’ zei de meester verontwaardigd. Je wou me toch niet vertellen dat je een lichaam bent?’

Hij rinkelde met zijn bel. Ik moest de kamer uit. De volgende morgen bezocht ik hem weer. Ik was er toen achter dat ik niet mijn lichaam was – noch een uit sperma en ei ontstaan embryo, noch het minuscule lijfje dat mijn moeder baarde, noch de volwassen vorm die ik op dat moment gebruikte, noch het lijk dat later zal rotten.
‘Nou?’ vroeg de meester, die nog steeds dat zere zelf wou zien.
Ik wees op mijn hoofd.
‘Je bedoelt je geest?’ vroeg de meester. ‘Je wou me toch niet vertellen dat je gelooft dat je je geest bent?’

De volgende morgen kwam ik weer aan het woord. Ik was er toen achter dat ik niet mijn geest was, niet het steeds veranderende wankelige staketsel van ideeën en beelden dat losjes vastgehouden wordt door geheugen en gewoonte.
‘Nou?’ vroeg de meester.
‘Ik kan mezelf niet vinden,’ zei ik.
‘Dan ben je alvast van dat idee af ,’ zei de meester.

Zonder zelf, wat blijft er over? Niets, nietwaar? Maar is het niets niet erg leeg?
‘Helemaal niet,’ zei de zenmeester toen (en Osho nu),
‘het niets is overvol, dat is de plaats waar alle boeddha’s wonen.’

Janwillem van de Wetering